Roptazijl

Roptazijl (Fries: Roptasyl) is een buurtschap in de gemeenten Waadhoeke en Harlingen, in de Nederlandse provincie Friesland. Het ligt precies op de grens van de twee gemeenten aan de Waddenzee, ten noorden van Harlingen en ten noordwesten van Wijnaldum en de N393. Het ligt aan de rand van de Hornestreek.

 

Voor de afwatering van de Roptavaart en de Sexbierumervaart is er het gemaal Ropta. Bij het gemaal werd een vispassage aangelegd. Buitengaats in de Waddenzee ligt een tweetal korte kribben, waartussen de uitlaat van het gemaal zich bevindt. De beschutting die deze kribben bieden maakt deze plaats geliefd als startpunt voor zeekajakkers die naar Vlieland of Terschelling varen.

Tot de gemeentelijke herindeling van 1 januari 1984 behoorde het tot de gemeente Barradeel, als een geheel. Tussen 1984 en 2018 hoorde het grotendeel bij de gemeente Franekeradeel en een klein deel valt onder Harlingen.

Voorgeschiedenis

De zijl wordt voor het eerst genoemd in een oorkonde van 14 augustus 1424: den Zyl, dair Fraenkeradeel bicostiget, ende leyt habbit tho Rodberta. Rodberta was een boerderij ongeveer op de plaats waar nu Ropta State aan de Hornestreek staat. In 1521 had de naam Rodberta zijl zich ontwikkeld tot Ropta zijl. De zijl uit 1424 was niet de eerste op die plek. Oorspronkelijk liep de waterafvoer van het gebied tussen Harlingen en de Middelzee naar het zuidoosten in de Ried. Toen deze steeds verder verzandde is omstreeks 1300 de waterafvoer naar het noordwesten verlegd, door drie zijlen: bij Koehool, bij Liauckama State en bij Rodberta. In 1424 is er sprake van een houten zijl met eb- en vloeddeuren en een kolk. Het onderhoud van de zijl werd door Franekeradeel (toen nog inclusief Franeker) overgedragen aan Sicko te Nyehuys. Deze Friese hoofdeling woonde op Nyehuys, ongeveer halverwege tussen Rodberta en Wijnaldum, en was door zijn huwelijk verwant met de Liauckema’s. In 1507 gingen de rechten en plichten van de zijl over op Epe van Liauckema.

Geschillen over onderhoud

Franekeradeel had de plicht om de Roptazijlroede te onderhouden, zowel het binnendijkse deel voor de watertoevoer als het buitendijkse deel voor de waterafvoer. Goed onderhoud van de Roptazijl was belangrijk voor de doorstroming. Regelmatig waren er geschillen waarbij partijen elkaar beschuldigden van slecht onderhoud. Voor het waterschap Contributie der Vijfdeelen zeedijken vormde de zijl een onderdeel van de zeewering en ze hadden geen invloed op het onderhoud omdat dit de plicht was van de familie Liauckema. Deze familie vond dat de kosten niet meer werden gecompenseerd door de opbrengst van het visrecht en omstreeks 1600 wilden ze er vanaf. Het waterschap weigerde het onderhoud over te nemen, de stad Franeker wilde wel maar eiste een te hoog bedrag voor het achterstallige onderhoud, waarna Harlingen in 1601 de zijl overnam.

Roptazijl van steen

Het onderhoud van de houten zijl werd ook Harlingen te hoog en in 1725 legde men een stenen zijl in de dijk. Tot dan toe konden schepen bij dood tij door de sluis varen en zo de tol in Harlingen omzeilen. Daarom werd de stenen zijl zo gemaakt dat dit sterk werd bemoeilijkt. Na de Franse tijd bepaalden waterstaatsingenieurs aan welke eisen het zijlonderhoud moest voldoen en Harlingen mocht betalen. In 1882 constateerde de inmiddels opgerichte Provinciale Waterstaat dat er een geheel nieuwe sluis met grotere capaciteit nodig was. Dat ging de financiële mogelijkheden van Harlingen te boven. In 1884 nam de provincie de sluis over.

Roptazijl als zeeburcht

De eigenlijke zijl werd gevormd door een meters dikke muur in de dijk met zes poorten, die elk konden worden afgesloten met twee plaatijzeren schuiven. Een deel van die dikke muur vormde tevens een wand van de onderste verdieping van de sluiswachterswoning die boven de sluis was ontworpen. Zowel vanaf het land als vanaf de zee werd Roptazijl een markant herkenningspunt.

Van zijl naar gemaal

Bij de plannen voor de dijkverhoging in het kader van het deltaplan werd geconstateerd dat het uitwateringsvermogen van de getijdensluis Roptazijl onvoldoende was voor een adequaat waterbeheer in noordwestelijk Friesland. Eind 1966 werd besloten dat er twee op zee uitslaande poldergemalen nodig waren, bij Roptazijl en bij Zwarte Haan. Het gemaal in Roptazijl was klaar in 1973 en is nu vooral bekend door zijn vispassage die glasaal door de zeedijk naar het binnenwater hevelt.

Bron: Wikipedia