Klooster-Lidlum

Klooster-Lidlum (Fries: Kleaster-Lidlum) is een dorp in de gemeente Waadhoeke, in de Nederlandse provincie Friesland. Het ligt ten noordwesten van Franeker, tussen Oosterbierum en Tzummarum. Door het dorpsgebied stroomt de Oosterbierumervaart, loopt de N393 en er langs de N394. Het wordt ook wel geduid als een buurtschap omdat het geen kern heeft. In 2021 telde het 45 inwoners.

Samen met Oosterbierum heeft het een dorpsbelangenvereniging.

Geschiedenis

Het dorp is ontstaan op een terp. In 1318 werd het vermeld als Lidlim en in 1325 als Lidlum. De plaatsnaam zou verwijzen naar het feit dat het een woonplaats (heem/um) was van of opgericht door Liudila.

De latere toevoeging klooster slaat op het klooster dat hier heeft gestaan, zie verder onder het kopje klooster. In de omgeving van het klooster ontwikkelde zich een echt dorp dat later als negende dorp van de grietenij Barradeel gold. Na het sluiten van het klooster dunde het dorp gaandeweg uit. In 1840 had het nog 78 inwoners in maar 9 huizen, op het hoogtepunt was er sprake van 600 inwoners. In de loop van de twintigste eeuw groeide het aantal huizen weer wat maar daalde het aantal inwoners.

De bewoning bestaat voornamelijk uit boerderijen. Tot de gemeentelijke herindeling van 1 januari 1984 maakte het deel uit van de per die datum opgeheven gemeente Barradeel. En tussen 1984 en 2018 lag het dorp in de gemeente Franekeradeel. Per 2018 is Franekeradeel opgegaan in de gemeente Waadhoeke.

Klooster

Vanaf 1254 stond hier het Premonstratenzer klooster Vallis Mariae of Mariadal. Het was in 1182 vanuit Mariëngaarde gesticht als kanunnikenklooster, en lag aanvankelijk wat dichter bij de Waddenzee aan de Kapellewei in de Hornestreek, maar het opdringen van de zee maakte verplaatsing dieper het land in noodzakelijk.

Naar een van de beide oprichters werd het ook wel Lidlum genoemd. Later brachten zij het onder de Premonstratenzer orde. Wegens overstromingsgevaar werd het klooster in 1232 meer landinwaarts verplaatst, en in 1254 onder Sibo Deimta, de vijfde abt van het klooster, nogmaals. In de 13e eeuw werd het klooster intensief betrokken bij het onderhouden van de zeedijken van de Middelzee, en kwam bijna geheel Boksum aan het klooster. In het klooster, dat door wallen was omgeven, woonden toen zo'n 600 mensen. Vanuit het klooster werden de parochies van Lutkewierum, Oosterzee, Berlikum, Sexbierum, Spannum, Winsum, Tzummarum, Menaldum, Bozum, Welsrijp, Herbaijum, Huins, Baard, Oosterlittens, Britswerd en Hoorn (Terschelling) bediend. Als Premonstratenzer klooster koos het de kant van de Vetkopers en streed het onder andere tegen Roorda's van Tzummarum, met de Sjaardema's van Franeker en zelfs met de schiere monniken van het klooster Bloemkamp.

Dieptepunt in de geschiedenis van het klooster was de moord op de abt Eelko Liauckama op de Uithof in Boksum op 22 maart 1332. Eelco protesteerde tegen het zuipen en vlees eten in de heilige vastentijd door de broeders. De mannen konden deze 'bekrompen' kritiek niet verdragen en sloegen hun geestelijke vader met een knuppel dood. Geen varkenshaasjes maar witte rozen zouden uit de mouwen van zijn pij tevoorschijn zijn gekomen.[bron?] Eelco werd in het lekengedeelte van de kerk begraven en als martelaar vereerd. Als zalige Eelco van Liauckema komt hij nog steeds voor in de heiligenkalender van de Orde van Premonstreit.

In 1572 werd het klooster geplunderd en verwoest. Caspar de Robles herstelde de orde voor korte tijd, maar tevergeefs. Het bezit van het klooster ging in 1580 over naar de Staten van Friesland.

Bron: Wîkipedia